De zandwinput Over de Maas bij Alphen, waar het granietverwerkende bedrijf Bontrup met toestemming van Rijkswaterstaat granuliet mag storten (foto: Jac van Tuijn).

Vorige week zijn in de Tweede Kamer drie moties ingediend over het storten van granuliet in de zandwinput Over de Maas bij Alphen. Een vraagt om een tijdelijke stop, een om intrekking van het grondcertificaat en een om nader onderzoek. Maar vanwege het coronavirus wordt er in de Tweede Kamer voorlopig niet over moties gestemd en kan Bontrup gewoon met de stort doorgaan.

De motie is op 10 maart ingediend door SP-kamerlid Cem Laçin en wordt ondersteund door D66, GroenLinks, 50Plus en PvdA. De indiening van de motie volgde op een hoorzitting door de Tweede Kamer over de verhoging van de bodem van de zandwinput met granulietafval van het Amsterdamse granietverwerkende bedrijf Bontrup. Door een uitzending van het tv-programma Zembla is het storten in een kwaad daglicht komen te staan, omdat het granuliet verontreinigd is met een flocculant van polyacrylamiden. Bij bodemexperts is er verdeeldheid over de vraag of granuliet wel als grond kan worden gezien en daarom door Bontrup zonder vergunning mag worden gestort.

Burgers niet gehoord
De motie stelt dat er geen ecologisch onderzoek is gedaan naar de invloed van het vervuilde granuliet op het water in de zandwinput. Ook het feit dat lokale overheden, burgercollectieven en omwonenden zich niet gehoord voelen, is voor de betreffende politieke partijen een reden om geweest om de motie in te dienen. De motie roept op met het storten te wachten tot een gedegen onderzoek heeft plaatsgevonden en deskundigen en omwonenden gekend zijn in de uitkomsten van dat onderzoek.

Opschorten grondverklaring
Een motie van GroenLinks-Kamerlid Suzanne Kröger beoogt ook de stopzetting, maar dan langs de weg van de intrekking van het grondcertificaat. De motie roept de regering op te verkennen of het BRL9321-certificaat voor het vrij kunnen toepassen van granuliet als grond, kan worden opgeschort. In een andere motie, van PvdA-Kamerlid William Moorlag, wordt de regering opgeroepen een gezaghebbende, onafhankelijke en deskundige persoon aan te stellen die de totstandkoming van de besluitvorming rond de grondverklaring kan onderzoeken.