Infrabeheer was maatschappelijk altijd een weinig sexy onderwerp. Het krijgt echter steeds meer belangstelling, vanwege de immense vernieuwingsopgave en de toenemende aandacht voor duurzaamheid en klimaat. Beheren is naast een technische opgave ook een transformatieopgave geworden, waarmee de hele keten aan de slag moet. Een gesprek met Jan Hendrik Dronkers, secretaris-generaal bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, en Mariëlle Kruidenier, voorzitter van de Koninklijke Vereniging van Infrabeheerders, over het vakmanschap en de ontwikkeling van het infrabeheer in Nederland.

Jos van Maarschalkerweerd

Infrabeheer (assetmanagement) had maatschappelijk gezien altijd weinig uitstraling. Ga maar na: het kost geld, levert overlast op en politiek gezien kun je er niet mee ‘scoren’. Toch is dat beeld aan het kantelen. Infrabeheer komt steeds meer in het middelpunt van de belangstelling te staan. Dat is een logisch gevolg van de veroudering van onze infra. Uit het 2e Landelijk Prognoserapport Vernieuwingsopgave Infrastructuur van TNO van 23 november 2023 blijkt dat er tot eind deze eeuw 255 miljard euro geïnvesteerd moet worden in het vernieuwen van onze infrastructuur (prijspeil 1 januari 2023). Dat komt neer op een gemiddelde van 3,3 miljard per jaar. De landelijke prognose van de vernieuwingsopgave heeft betrekking op de vervanging en renovatie van de civiele infrastructuur die noodzakelijk is gezien het verwachte einde van de technische levensduur.

De totale waarde van de Nederlandse infrastructuur wordt geschat op 347 miljard euro. Die objecten zijn gebouwd in een ander tijdsgewricht, toen andere eisen werden gesteld aan een object. Anno 2024 is er naast de functionaliteit van de infra veel aandacht voor duurzaamheid en klimaat. Beheren is niet meer alleen een technische opgave, maar ook een transformatieopgave, waarbij de hele keten van beleidsmakers, ontwerpers, beheerders, ecologen, ingenieurs en inspecteurs samen aan de slag moet.


Jan Hendrik Donkers, secretaris-generaal ministerie van Infrastructuur en Waterstaat: “Mijn idee is om een streep te zetten door beheer en onderhoud, vervanging en renovatie, en aanleg. Noem het totaal ontwikkelen, waarbij er verschillende vormen binnen het ontwikkelen zijn.” (Foto: Ministerie IenW)

Infrastructuur aanpassen aan tijdgeest
Gezamenlijk beheren de verschillende partijen – Rijkswaterstaat en ProRail, twaalf provincies, 342 gemeenten en 21 waterschappen – onder meer circa 141.000 km wegen, 5.700 km vaarweg, 7.000 km spoor en tienduizenden objecten zoals bruggen, viaducten, tunnels, sluizen, stuwen en gemalen. De vervanging en renovatie van de infrastructuur is een katalysator om de grote opgaven op het gebied van klimaat en duurzaamheid te gaan invullen. Klimaatverandering heeft effect op de gezondheid van mensen, bijvoorbeeld in de vorm van hittestress, verandering van lucht- en waterkwaliteit, water- en droogteoverlast en een toename van infectieziekten en allergieën. In de vorm van mitigatie en adaptatie zijn maatregelen nodig. In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is afgesproken dat heel Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig moet zijn ingericht.

‘Infra beheren betekent transformeren’

Beheer gaat hiermee een sleutelpositie vervullen in de grote maatschappelijke opgaven, aldus Jan Hendrik Dronkers, secretarisgeneraal bij IenW. “Traditioneel wordt infrabeheer geassocieerd met instandhouding. Gechargeerd: verfje eraf, nieuwe verf erop. Dat beeld is niet meer van deze tijd, want er moet nu ook worden geïsoleerd, dus er moet worden ontwikkeld. De infrastructuur moet worden aangepast aan de tijdgeest. Denk aan de toegenomen industriële automatisering bij bruggen, tunnels, rijks(vaar)wegen en andere objecten. Dat heeft binnen het departement geleid tot een apart organisatieonderdeel.” De infrastructuur zal ook steeds slimmer gaan worden om autonoom rijden mogelijk te maken met grote veranderingen in het infrabeheer.

Hogere eisen
Daar komt bij dat de betrokkenheid van de burger bij de omgeving groter is geworden, waardoor het belang van omgevingsmanagement bij infrabeheer is gegroeid. Ook welzijn en welvaart stellen hogere eisen aan onze infrastructuur. De bevolking groeit nog steeds en Nederland is een stuk drukker geworden, met een strijd om de beschikbare ruimte tot gevolg. Dronkers: “Inmiddels hebben we zoveel gebouwd, zowel civiel als op het gebied van de ondergrondse energienetwerken, dat die netwerken elkaar steeds meer gaan raken. De samenhang neemt toe. De van oudsher sectorale benadering is geëvolueerd naar een integrale, gebiedsgerichte aanpak. De basis ligt in het op orde hebben van alle informatie over de status van onze infra.” En als die basis niet op orde is, gaat je maatschappelijke waardering achteruit, omdat er steeds vaker sprake zal zijn van overlast. Door al die ontwikkelingen is het vakgebied de afgelopen tientallen jaren enorm veel complexer, uitdagender en professioneler geworden.”

Pragmatisme, regelgeving en vertrouwen
Mariëlle Kruidenier, voorzitter Koninklijke Vereniging van Infrabeheerders (KVIB), reageert: “Die samenhang is nodig om het product beter te maken. Dat vraagt veel van het vakmanschap van de mensen. Het risico bestaat dat het land stil komt te staan als je alles met elkaar gaat verbinden, zoals bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening.” Dronkers: “Daar moet je op een pragmatische manier mee omgaan. Bijvoorbeeld als een brug moet worden vervangen, moet je je eerst de vraag stellen of zo’n brug op dit moment nog wel nodig is? Alles op een hoger abstractieniveau brengen levert een enorme rijkheid aan denken op, maar geen snelheid in handelen. De invloed van ‘doeners’ in de processen zou om die reden wel wat groter mogen worden. Infrabeheer is multidisciplinair geworden, maar de basis ligt nog steeds in de opleiding civiele techniek.”

Dat is tegelijk wel een zorgpunt, vindt Kruidenier. “Want de civiele kennis dreigt weg te sijpelen uit organisaties. Een van de oorzaken kan zijn dat de ruimte om het vakmanschap in te vullen minder wordt door regelgeving – risicobeheersing, normen en kostenbeheersing – en controledrift.” Dronkers: “Voor iedere regel die uitgevoerd moet worden, heb je weer iemand die deze regel controleert. Posterioriteiten stellen betekent dus ook dat mensen dingen niet meer gaan doen. Dat is niet eenvoudig, want er zit vaak wel rationaliteit achter die regel. Wel vind ik dat we minder moeten denken in regels en meer moeten vertrouwen op het vakmanschap van de medewerker. Een aanpak zou kunnen zijn: voor iedere nieuwe regel halen we een andere regel weg.” Kruidenier: “In hoeverre speelt angst een rol in het afschaffen van regels? Het biedt medewerkers veiligheid als ze volgens de regels hebben gewerkt?” Dronkers: “Angst is een slechte raadgever, maar het spelt zeker mee. Als medewerkers in een onveilige werkomgeving zitten, komt dit gedrag boven drijven. De kern van management is dat het die veilige werkomgeving moet creëren. Je moet meer vertrouwen op de interactie met je mensen dan op de systemen en je moet accepteren dat er fouten worden gemaakt.” Kruidenier: “Als vereniging spelen we daar een rol in door mensen met elkaar te verbinden en kennis te vermeerderen.”

De jeugd binden
De KVIB wil ook verbeteren en verbreden (naast verbinden en vermeerderen, alles bij elkaar de 4 v’s), waarmee de vereniging aansluit bij de ontwikkelingen naar integraal infrabeheer. Kruidenier: “Dat doen we zorgvuldig, omdat we geen kennis, geschiedenis en menselijke verbindingen willen kwijtraken in een vereniging die dit jaar 130 jaar bestaat. Dat is een zoektocht in een tijd dat verenigingen het moeilijk hebben. Mensen leven in bubbels, er is veel polarisatie, de jeugd is enorm onderweg en partners werken allebei, waardoor de tijd beperkt is.” Dronkers: “Het zoeken naar verbinding komt wel weer. Dat is een golfbeweging. Als vereniging is het belangrijk om te blijven vernieuwen en niet stil komen te staan. Je zal nieuwe manieren moeten bedenken om jeugd aan je te binden. Dat betekent flexibel zijn, niet vastzitten aan lidmaatschappen en de vereniging een soort van semipermeabel maken. Jeugd kan soms een aantal jaren weg zijn om daarna weer terug te komen. Traditioneel veertig jaar lidmaatschap is niet meer, maar zorg ervoor dat in beeld blijft waar de persoon naar toe gaat.”

Begrote uitgaven van Rijkswaterstaat in 1930, 1949 en 1980. (Bron: A. Bosch, et al., ‘Twee eeuwen Rijkswaterstaat’, 1998)

‘Verbinding is nodig om het product beter te maken’

Ontwikkelen wordt het nieuwe beheer
Dronkers: “In het boek ‘Twee eeuwen Rijkswaterstaat’ staat de ontwikkeling van de begrote uitgaven van Rijkswaterstaat weergegeven (zie illustratie, red.). Dat geeft een aardig beeld van de tijdgeest over diverse perioden in Nederland. Omstreeks 1930 werd er fors geïnvesteerd in de aanleg van autowegen, maar ook in waterwegen en havens. Na de oorlog bleven deze begrotingsposten omvangrijk, maar groeide de post diversen aanzienlijk om de oorlogsschade te herstellen. Na de watersnoodramp van 1953 was kustverdediging meer dan dertig jaar een belangrijke categorie. Later kwam daar weer een nieuwe en belangrijke post bij: waterhuishouding. We zitten nu in de tijdgeest van verduurzaming, zoals terugdringing van de CO2-uitstoot, en het inzetten op circulariteit, biodiversiteit en milieu. Vroeger was instandhouding ondergeschikt aan aanleg. Ik pleit er nu voor om dat onderscheid op te heffen. De grote maatschappelijke opgaven en de ontwikkeling naar intelligente infra en autonome voertuigen maken het infrabeheer zeer interessant en dynamisch. Mijn idee is om een streep te zetten door beheer en onderhoud, vervanging en renovatie, en aanleg. Noem het totaal ontwikkelen, waarbij er verschillende vormen binnen het ontwikkelen zijn. Van het toevoegen van nieuwe dingen tot de assets vernieuwd terugbrengen. Niet op de oude manier, maar passend bij de eisen van de tijd. Je krijgt dan een nieuwe taal om de benodigde emancipatieslag te maken in de organisatie. Taal speelt daarin een belangrijke rol. Deze verandering is gaande, maar we zijn er nog lang niet. Bij Rijkswaterstaat wordt het kernproces nu instandhouding genoemd, wat voorheen aanleg was. Dat is alleen een andere dominantie creëren, maar daar word je niet sterker van. Hetzelfde geldt voor het onderscheid tussen beleid, uitvoering en inspectie. Dat scheiden van elkaar betekent verlies. Ik zou zeggen: beheer wordt het nieuwe ontwikkelen!”

‘Onderscheid in specialisatie betekent verlies’

Trots op infrabeheer
“Over het algemeen hebben wij in dit landje ons infrabeheer goed op orde”, zegt Dronkers tot besluit. “Een Oosterscheldekering, daar zijn we trots op. Of als mensen een positieve associatie krijgen wanneer ze vanuit België Nederland in komen rijden. Die trots en kwaliteit moeten we blijven houden. Ik ben ervan overtuigd dat we met het verliezen van onze trots ook ons bestaansrecht verliezen. We zitten nu in een tijdgeest waarin infrastructuur verbonden raakt met andere maatschappelijke belangen, zoals klimaat, stikstof en het milieu. Op het ministerie hebben we het ‘Kompas’, waarin we tien ontwikkelthema’s hebben benoemd. Een van die thema’s is integraal werken. We hanteren zoveel mogelijk een integrale benaderingswijze die boven de traditionele sectorale benadering uitstijgt. Daarmee heffen we spanningen op tussen bijvoorbeeld duurzaamheid en bereikbaarheid; tussen de modaliteiten of in het ruimtelijke domein. Oplossingen moeten daarbij standaard bijdragen aan CO2-reductie en ze moeten circulair en klimaatadaptief zijn.” Kruidenier: “In die integrale benadering, die gezamenlijkheid, kan en wil de KVIB een goede rol vervullen.” Dronkers: “De KVIB heeft een grote potentie. Het heeft een rijke historie en belichaamt het DNA van ons land, namelijk de ontwikkeling van onze infrastructuur.”


Mariëlle Kruidenier, voorzitter Koninklijke Vereniging van Infrabeheerders: “De civiele kennis dreigt weg te sijpelen uit organisaties.” (Foto: KVIB)

Lees meer infra nieuws of bekijk onze andere platformen voor industrie nieuws of water nieuws uit de watersector.